< Terug naar codex

Pierlala

Pagina: ???/LeLie

Leuvens Liedboek 2023
 
Komt hier albij en hoort een klucht,
Het is van Pierlala,
Een drollig ventje vol genucht,
De vreugd van zijn papa,
Wat in zijn leven is geschied,
Dat zult gij horen in dit lied:
't is al van Pierlala, ha, ha,
't is al van Pierlala.

Zo zeer was Pierlala bemind,
Van moertjen en vaartjen saam,
Dat zij hem zeiden: hoor eens kind,
Ons enig erfgenaam,
Gij wordt haast meester van ons goed,
Daarom zie wel toe wat gij doet,
't Is wel zei Pierlala, ha, ha,
't Is wel zei Pierlala.

Maar als nu was den vader dood,
Ons armen Pierlala,
Die heeft zijn vrienden al genood,
Op 't uitvaart van papa;
Hij hield niet veel van lekkernij,
Hij gaf ze t' eten pap en brij,
't Is bon, zei Pierlala, ha, ha,
't Is bon, zei Pierlala.

Daarvan werd Pierlala zo dul,
Dat hij raakte op den loop,
En met zijn makkers in de krul
Liep zuipen stoop op stoop.
Als hij dan thuis kwam vol en zat,
Hij gaf zijn wijf een schop in 't gat.
Bon daar, zei Pierlala, ha, ha.
Bon daar, zei Pierlala.

Omdat hem dit stak in de kop,
Heeft hij zeer veel verteerd;
Maar als zijn schijven waren op,
Sprak hij: ik ben geleerd,
Hoe dat van trouwen komt profijt,
Ziedaar ik ben mijn schijven kwijt,
't Is op, zei Pierlala, ha, ha,
't Is op, zei Pierlala.

En Pierlala, die had weer geld,
Zijn moeiken die was dood,
Hij deelde veel en was hersteld,
Hij sprak: 'k zit nog in nood,
Was ik maar van die soldaterij,
Maar hoe zal ik dan raken vrij?
'k Weet raad zei Pierlala, ha, ha,
'k Weet raad, zei Pierlala.

Als hij die drank nu binnen had,
Sprak hij: 'k ben nog meer krank,
't Is aan mijn hert, ik weet niet wat,
En ik leef geen uren lang!
Hij maakte dan zijn testament,
Aan al zijn vrienden wel bekend,
Ik sterf, zei Pierlala, ha, ha,
Ik sterf, zei Pierlala.

Alsdan werd Pierlala gekist,
Met zijn twee billekens bloot,
Want niemand anders dacht of wist,
Of Pierlala was dood,
Hij werd begraven met den trom,
De klokken luidden bim, bam, bom,
't Was fraai, zei Pierlala, ha, ha,
't Was fraai, zei Pierlala.

Als hij nu was in 't graf geleid,
Een half uur zo ik meen,
De vrienden namen dan afscheid,
En trokken er van heen,
Hij schopte 't deksel van de kist,
En kroop eruit 't geen niemand wist,
Ik leef zei Pierlala, ha, ha,
Ik leef, zei Pierlala.