1. Door mijn woning speelt een zonnig licht. 'k Voel m'een kleine koning in mijn grote plicht: Vrouw en kind te schragen op mijn sterke jeugd; En ze hoog te dragen) in mijn vreugd!) bis
2. Daar op ’t schouwke prijkt mijn enig kruis. Wees mijn engel, vrouwke, wees mijn hemel, huis. Wees mijn stoutste roemen, wees mijn zoetste troost, frisse levensbloemen, krachtig kroost.
3. O, mijn kind'ren ! Graag gebroken brood ! Zou 't geluk vermind'ren waar de last vergroot ? Zou men armoe lijden om een mondje meer ? Och, waar mensen strijden helpt de Heer ! |