< Terug naar codex

De blauwvoet

Pagina: 348/348

Berten Rodenbach / Emiel Hullebroeck

25 september 1875
 
1.
Nu het lied der Vlaamse zonen,
Nu een dreunend kerelslied,
Dat in wilde noordertonen
Uit het diepste ons herten schiet.
Keerzang:
Ei! het lied der Vlaamse zonen,
Met zijn wilde noordertonen,
Met het oude Vlaams Hoezee
Vliegt de blauwvoet? Storm op zee!

2.
't Wierd gezeid dat Vlaanderen groot was,
Groot scheen in der tijden wolk,
Maar dat Vlaanderland nu dood was,
En het vrije kerelsvolk.

3.
Maar dan klonk een stemme krachtig
Over 't oude noordzeestrand
En het stormde groots en machtig,
In dat dode Vlaanderland.

4.
En hier staan wij, 't hoofd omhoge,
Vuisten siddrend, kokend bloed;
Vlam in 't herte, vlam in de oge,
En ons naam ons trillen doet!

5.
Van de blonde noordse stranden,
Dwang en buigen ongewend,
Onze vaders herwaarts landden,
Leden, streden, ongetemd.

6.
Ja wij zijn der Vlamen zonen,
Sterk van lijve, sterk van ziel,
En wij zoun nog kunnen tonen,
Hoe de klauw der Klauwaards viel.

7.
Op ons vane vliegt de Blauwvoet,
Die voorspelt het zeegedruis,
En de Leeuw er met zijn klauw hoedt
't Lieve dierbaar Christi kruis.

8.
Weg de bastaards, weg de lauwaards.
Ons behoort het noorderstrand,
Ons de kerels, ons de Klauwaards,
Leve God en Vlaanderland!